Johan Heldenbergh: "Don Bosco Zwijnaarde gaf me een thuisgevoel"

Vrijdag 7 mei 1982. Op die dag maakt Johan Heldenbergh zijn debuut in het toneelstuk De Geschiedenis van de Rode Haren van Don Bosco Zwijnaarde. Het begin van een grote carrière als regisseur en acteur, met als bekendste werk ongetwijfeld The Broken Circle Breakdown. Een kleine veertig jaar later keert hij terug naar de plaats waar het voor hem misschien wel allemaal begon.

Vol gezonde spanning zit ik de vorige editie van Don Bosco magazine te doorbladeren wanneer Johan zijn intrede maakt. Bijna onherkenbaar, want de lange haren en baard heeft hij ingeruild voor een fris kapsel en een glad gezicht. “Voor een nieuwe rol”, verklapt hij meteen. In zijn handen een groot fotoboek vol jeugdherinneringen. Daartussen ook enkele van zijn schooltijd in Zwijnaarde. Het duurt niet lang voor enkele ex-medeleerlingen en -vrienden erbij komen staan. Nostalgie en hartelijkheid, meteen aanwezig.

Dag Johan, we zijn hier in Don Bosco Zwijnaarde, de school waar het voor jou allemaal begon. Mag ik dat zeggen?
“Ja en neen. Mijn middelbare schoolcarrière is eigenlijk begonnen in Sint-Barbara in Gent. In het zesde leerjaar was ik een van de beste leerlingen, dus trok ik vol goede moed daarheen. Ik had echter snel door dat het niets zou worden. Ook mijn thuissituatie was allesbehalve ideaal. Op aanraden van het PMS (nu het CLB) ben ik naar Don Bosco Zwijnaarde gegaan.”

En daar ging het beter?
“Het gegeven Mens sana in corpore sano sprak me enorm aan. Zo was er verplichte sport tijdens de middagpauze en was ook de aanpak veel zachter. Wat niet wil zeggen dat het minder moeilijk was, want Don Bosco Zwijnaarde was best een moeilijke school. Uiteindelijk ben ik blijven zitten in het vijfde middelbaar. Toen mijn punten het jaar nadien opnieuw slecht waren, ben ik weer van school veranderd. Pas toen besefte ik dat Don Bosco Zwijnaarde mijn school was.”

Maar school is voor jou dus nooit echt een voltreffer geweest?
“Wat mij interesseerde, kwam niet aan bod en waar ik geen nood aan had, was heel belangrijk. Ik volgde de richting W.B., nu gekend als Wiskunde-Wetenschappen. Niets van dat hele lessenpakket interesseerde mij. Als ik kon kiezen, volgde ik een opleiding ‘moeilijke menswetenschappen’ met vier uur literatuurbeleving, drie uur filosofie, vakken als psychologie, schrijven, noem maar op. Maar onze maatschappij is opgebouwd volgens wat nuttig zou zijn voor de arbeidsmarkt. De juiste richting voor mij bestaat nog steeds niet.”

“School was voor mij een hel, maar de omgeving maakte veel goed”

Je zegt dat Don Bosco Zwijnaarde jouw school was. Wat bedoel je daarmee?
“Voor iemand als ik bestond er eigenlijk geen onderwijs. Maar ik ben hier heel gelukkig geweest. Ik zat hier graag en was hier graag. School was voor mij een hel, maar de omgeving maakte veel goed. In Sint-Barbara en Sint-Gregorius was de menselijkheid niet belangrijk, de focus lag daar op prestatie. Je voelde je niet belangrijk. In Zwijnaarde moest je natuurlijk ook presteren, maar de menselijkheid was er veel groter. Zo waren er meer buitenschoolse activiteiten, veel sport, schooltoneel, culturele uitstappen, enzovoort. In Zwijnaarde ervaarde ik een thuisgevoel.”

Schooltoneel, dat moet iets voor jou geweest zijn?
“Dat klopt. (lacht) Het is hier dat ik de smaak voor toneel te pakken heb gekregen. Ik heb zowel in het tweede als het vijfde jaar meegespeeld in het schooltoneel. Ik weet nog hoe mijn toenmalige leerkracht, Karel Verleyen, tijdens een van de repetities op me riep: ‘Verdomme, Heldenbergh. Jij hebt hier het meeste talent van iedereen, maar je doet geen kloten’. Dat laatste heeft me nooit geraakt. Die ‘jij hebt het meeste talent’ wel. Voor een jongen met een moeilijke thuissituatie en een gebrek aan zelfvertrouwen komt dat binnen. Die zin heeft me aangezet tot amateurtoneel en uiteindelijk professioneel theater. Die zin deed me beseffen dat acteren was wat ik wou gaan doen.”

Werd die creativiteit in Zwijnaarde dan meer dan elders gestimuleerd?
“Creativiteit wil ik het niet noemen, maar de manier van omgaan met leerlingen was zo anders. Er heerste een sfeer van ‘alles kan, je hoeft het maar te vragen.’ Een goede vraag kon een activiteit worden en er was ruimte om dingen te doen die buiten het opgelegde overheidsplan lagen. Dat sprak me enorm aan. Die sfeer zag je ook in alles. Leerkrachten toonden interesse in mij, ik was niet zomaar een nummertje. ‘Wie is Johan?’, ‘Wat maakt hij mee?’, ‘Waarom gedraagt hij zich zo?’ Het waren vragen die hen bezighielden. Op een oudercontact werd er ook niet alleen naar de punten gekeken, maar probeerden ze me te doorgronden. Ze wilden weten hoe het kwam dat mijn punten niet goed waren.”

Wat natuurlijk doet denken aan de opvoedingsstijl van Don Bosco.
“Dat zou kunnen. Ik moet eerlijk bekennen dat ik niet goed meer weet waar die voor staat. We kregen tijdens de eerste weken wel een dia-montage aangeboden waarin we Don Bosco leerden kennen, maar meer dan dat weet ik eigenlijk niet. Al denk ik wel dat ik heel wat van de waarden die op deze school heersten meegenomen heb richting toekomst.”

Waarden zoals?
“Moeilijke vraag. (denkt na) Ik denk dat ik een goede papa ben en ik denk dat het gevoel dat ik hier heb gekend daar veel mee te maken heeft. Ik voed op vanuit het ‘hoe moet het niet’, ik wil niet zoals mijn vader zijn. De menselijkheid en de openheid die hier aanwezig waren, hebben zeker invloed gehad. Als ik niet zo bang zou zijn van een christelijke opvoeding, dan hadden mijn kinderen zeker in deze school gezeten. Eén van mijn zonen heb ik zelfs echt in Don Bosco Zwijnaarde proberen krijgen, maar dat is uiteindelijk niet doorgegaan.”


Bang van een christelijke opvoeding?
“Ik ben een radicale atheïst. Ik schrijf daar ook over. Het theaterstuk van The Broken Circle Breakdown zit vol met atheïstische monologen, in de film is het er maar eentje. Radicaal, omdat ik het gevoel heb dat het idee van een God die ons heel de tijd bekijkt en in een volgend leven beoordeelt op goed en slecht - als een soort van Sinterklaas - enorm schadelijk kan zijn voor de mensheid. Dat gevoel van constant bekeken worden, daar moeten we vanaf. Mensen moeten verantwoordelijkheid opnemen voor hun leven, zowel voor de goede als de slechte dingen. Goed en kwaad, daar geloof ik niet in.”

Speel je dan ook geen ‘goede’ of ‘slechte’ personages in toneelstukken of films?
“Het sleutelwoord van wat ik doe is empathie, meer dan andere acteurs. Ik bekijk een ‘goed’ personage graag vanuit een andere hoek en ‘slechte’ mensen ga ik altijd verdedigen. Dat is regelmatig tegen de zin van de filmregisseurs, want die willen de typische personages zien. Personages die goed en aantrekkelijk zijn voor het publiek. Ik speel nu bijvoorbeeld mee in de film 'Quo Vadis, Aida?', een coproductie over de genocide van Srebrenica in 1995. Ik vertolk de rol van kolonel Karremans, die wereldberoemd is in Nederland. Voor velen is Karremans de verpersoonlijking van lafheid, maar ik probeer hem te begrijpen. Ik speel die rol met enorm veel zwakheid en empathie. Het gevolg is dat de regisseurs mijn belangrijkste scène hebben geknipt. Waarom? Ze konden hem te goed verstaan, ze begrepen hem. Karremans is voor hen de duivel en zo willen ze hem blijven zien. Maar ik weiger de duivel te spelen. Ik zal mijn personage altijd verdedigen. Natuurlijk zijn er ook bepaalde rollen die ik niet aanneem omdat ik dat personage niet wil en kan verdedigen.”

“Mensen moeten niet cool zijn. Ze moeten kwetsbaar durven zijn”

Zijn die empathie en kwetsbaarheid dan ook thema’s in je persoonlijke leven?
“Toch wel. Het woord cool is bij ons thuis verboden omdat dat het omgekeerde is van wat ik wil zien van mijn geliefden. Je moet niet cool zijn, je moet je durven tonen en kwetsbaar durven en kunnen zijn. Ik sta voor kwetsbaarheid, breekbaarheid, empathie voor alles en iedereen, al merk ik dat ik mezelf daar soms schade mee aandoe. Maar ik kijk altijd naar wat iemand drijft en ik probeer dat te begrijpen. Dat is het belangrijkste wat ik mijn kinderen wil meegeven. Dat is iets wat te weinig aanwezig is in onze huidige samenleving.”

Tot slot nog even naar de actualiteit: de artistieke vakken dreigen nog meer op de achtergrond te komen in het secundair onderwijs. Hoe kijkt een artiest als jij daarnaar?
“Tja… Vroeger dacht ik altijd ‘binnen tien jaar snappen ze het wel’, maar helaas. Men ziet niet in dat die vakken die zogezegd niet nuttig zijn net enorm belangrijk zijn. De empathie en het collectieve denken verdwijnt, het efficiëntiebeleid is prioritair. En ook al ken ik hem niet zo goed, ik vermoed wel dat ik hier Don Bosco-waarden sta te verdedigen, niet?”

Vast en zeker. Misschien nog een mooie afsluiter voor je de deur van Don Bosco Zwijnaarde weer achter je dichttrekt: had je een favoriet plekje op school?
“Gewoon de ruimte die hier was, dat sprak me het meest aan. (denkt na) Als ik dan toch iets moet zeggen, kies ik voor de populieren aan de sportvelden. Ik weet nog hoe ik tijdens de lessen naar die populieren staarde en begon weg te dromen. Je moet dat begrijpen, een jongen uit het centrum komt opeens terecht in een school met zoveel ruimte: drie voetbalvelden, een sportzaal die omgevormd kan worden tot theaterzaal, dat is waanzin. Die lucht, dat is zo belangrijk voor een jongere.”

Tekst: Tim Bex
Foto's: Emy Elleboog / Thijs Renson 


Schrijf u hier in voor Don Bosco digitaal (nieuwsbrief)

* indicates required