"Dit is jouw moment, en dat van jou alleen. Jij bent belangrijk nu"

In De Standaard is een uitgebreide reportage verschenen over het Brussels onderwijs met Don Bosco Sint-Pieters-Woluwe in een hoofdrol. Omdat de school geen leerkracht Nederlands-Engels meer vond, schakelde ze het KVS in om voor de klas te komen staan. Hieronder het volledige artikel.

Don Bosco in Sint-Pieters-Woluwe vond maandenlang geen leerkracht Nederlands-Engels. In een wanhoopspoging vroeg het instituut aan de Brusselse KVS of er geen werkloze acteurs voor de klas wilden staan. Michael De Cock stemde in en nam een paar compagnons mee.

PROLOOG

Midden november 2020 krijg ik een mail van Dirk Kerckhoven, directeur van het Don Bosco-instituut in Sint-Pieters-Woluwe.

Geachte heer,
Beste Michael,

Ik kom met een wellicht ietwat ongewone vraag bij u. Sinds september zijn we op zoek naar een leraar ­Nederlands-Engels voor de eerste graad technisch secundair onderwijs. De vacature blijft openstaan. Wie wil er immers lesgeven in Brussel? In een school dan nog waar 90% van de jongeren een migratieachtergrond heeft, ­ergens in de familie.

Ik kan me voorstellen dat het voor vele van uw collega’s, acteurs, niet vanzelfsprekend is gezien de covid-context. Mocht een van hen zin hebben om voor de duur van de maatregelen Nederlands te geven aan 12- tot 14-jarigen, is hij/zij welkom.

Wie weet wekt mijn vraag interesse.

Dirk Kerckhoven

‘Ik heb alles geprobeerd’, zegt hij wanneer ik hem een dag later aan de telefoon krijg. ‘Vandaar die wanhoopskreet.’

Ik vertel hem dat we wel vaker met scholen ­samenwerken, dat we met Imelda, bij de KVS om de hoek, een intense dialoog hebben, en dat KVS-artiesten er geregeld workshops geven.

‘Krijgen ze al een heel schooljaar geen Nederlands?’ Ik kan het – met in het achterhoofd de talrijke debatten over leerachterstand en het belang van meertaligheid – nauwelijks geloven'

‘En ook geen Engels.’ 

‘Wat krijgen ze dan in de plaats?’

‘Dat wordt dan maar opgevuld met wiskunde. Het is niet alleen voor ons een probleem, maar in heel Brussel. Wie wil er aan deze leerlingen nog les komen geven? Ik wil iets voor hen doen, voor het te laat is’, zegt hij.

Met twee lesgevende ouders (Frans) en een broer en zus voor de klas ben ik altijd vertrouwd geweest met het onderwijs. Geen dag in mijn kindertijd waarin het niet ging over leerkrachten, leerlingen of passé composé. Het waren allemaal personages die opdraafden in de keukentafelgesprekken mijner jeugd. Ik haalde ooit zelf een aggregaatsdiploma als leraar Frans, maakte samen met Ludo Mariman en Jo ­Lemaire bij de leermethode Eventail een resem liedjes die een generatie Vlaamse kinderen feilloos kan meezingen. ‘Fanfreluche est une poupée-ee.’ Maar zelf voor de klas staan – op een paar stagelessen na – nee, dat deed ik nooit.

‘Ik wil het wel doen’, beloof ik hem. ‘Maar niet alleen.’

‘Wat je wilt. En je hoeft zelfs de leerplannen niet te volgen. Als ze maar passie voelen.’

‘Wie wil er aan deze leerlingen nog les komen geven? Ik wil iets voor hen doen, voor het te laat is’ - Dirk Kerckhoven, directeur Don Bosco Sint-Pieters-Woluwe

Samen met slampoet Lisette Ma Neza, choreograaf en-Ultima Vez-boegbeeld Wim Vandekeybus, de ­manager van het gezelschap Kristien De Coster, KVS-dramaturg Gerardo Salinas en Joana Rossi, actief in de kunsteducatie, stellen we intuïtief een traject op. Wie weet, komt er ooit een toonmoment of open ­repetitie van, zeggen we tegen elkaar, maar dat is niet het doel. Het doel is begeesteren.

ACT 1 4/12/2020, Don Bosco, Sint-Pieters-Woluwe

Als je vanuit de tunnels onder de majestueuze Cinquantenaire duikt, kom je weer boven de grond in een residentiëler Brussel. De statige lanen van Etterbeek voeren mij naar Sint-Pieters-Woluwe. Grotere huizen, meer groen: het rijkere deel van Brussel.

‘Vergis je niet’, zegt directeur Dirk Kerckhoven als we over de grote speelplaats naar zijn bureau lopen. ‘Deze school ligt dan wel in de rijkste gemeente van Brussel, ze wordt bevolkt door de armste gemeenten van de stad. Het is een pendelschool, zowel voor de leerlingen als voor de leerkrachten. Sommige komen helemaal uit Limburg om hier les te geven.’

Zijn bureau, naast het secretariaat, ziet er anders uit dan ik had verwacht. Een prachtige houten vloer, een salon en een grote houten tafel vullen de ruimte.

‘Gemaakt door onze studenten’, zegt hij trots. ‘De mannen van houtbewerking hebben de vloer gelegd en het tafelblad gemaakt, de lassers hebben het frame vervaardigd, en ook de muren zijn door leerlingen gepleisterd en geschilderd.’ Hij wijst glim­lachend naar de muur achter hem. ‘Je ziet nog een beetje dat dat de oefenmuur was.’ Mijn ongetrainde oog ziet het niet.

Voordat hij directeur werd van deze superdiverse school leidde Dirk Kerckhoven jarenlang de lerarenopleiding aan de Karel de Grote Hogeschool in Antwerpen. Hij is een man met een plan. En met een ­visie op onderwijs. Vanuit die visie probeert hij de jongeren structuur en discipline bij te brengen. ‘Sommige van hen hebben totaal geen structuur in hun thuissituatie. Daar kunnen we als school iets aan doen.’

Een halfuur later sta ik klaar met een hoop boeken onder de arm en een landkaart in de hand, terwijl een twintigtal gemaskerde jongens en meisjes mij opwacht. Ze hebben nauwelijks benul van wat hen te wachten staat en welke rare snuiter ze voor zich gekregen hebben. Maar eerst wil ik van hen ­weten of ze al eens naar theater geweest zijn.

Drie kwart van klas steekt de vinger in de lucht. Dat valt mee.

‘Kennen jullie de KVS?’

Eén vinger blijft over. Die van Dikra, die deze ­zomer een workshop theater volgde met regisseur Junior Mthombeni als coach. ‘Dat was een geweldige ervaring’, zegt ze.

‘Iemand een idee waar KVS voor staat?’

Het regent suggesties. Katholieke? Voorstelling? Steunpilaar? Ik vertel over de geschiedenis van het gebouw en toon een filmpje waarin vanuit de ruimte op Europa, België, Brussel en de schouwburg wordt ingezoomd.

‘De eerste lessen zullen in de school plaatsvinden, maar binnenkort staan we met z’n allen op de scène in de schouwburg. Maar eerst wil ik jullie wat vertellen over literatuur en over oude verhalen.’

Ik teken een tijdlijn met een viltstift op het witte bord. O, waar is de tijd van de krijtjes en het schoolbord en wat mis ik ze. Aan het begin van de lijn schrijf ik 1.200 v.Chr., aan het eind 2021. ‘Vroeger, nog voor mensen boeken schreven of lazen, trokken zangers met een instrument van de ene plek naar de andere om verhalen te vertellen. En ze vertelden het verhaal van een oorlog die zich hier moet hebben afgespeeld.’

De kinderen met Turkse roots kijken verbaasd wanneer ik mijn vinger in de buurt van Çanakkale leg, het vroegere Troje.

‘Waarom ik over die boeken wil vertellen? Omdat ze over het gebied rond de Middellandse Zee gaan. Omdat ze ons van orale naar geschreven literatuur hebben geleid. En omdat de eerste grote vertelling uit de westerse cultuur liefde, heldendom, migratie, heimwee, gastvrijheid en zoveel meer omvat. En ­omdat het verhalen zijn die je nooit meer vergeet.’

Een dik uur later voel ik aan den lijve wat ik al mijn leven lang weet: hoe vermoeiend lesgeven is.

‘Hoe was je eerste indruk?’, vraagt Dirk me wanneer we nadien over de speelplaats lopen.

‘Lieve kinderen’, zeg ik hem. ‘Soms wat rumoerig. En een paar die last hebben van wat te veel testosteron, maar al bij al heel aangenaam.’

Naast de vuilnisbak slingert een leeg blikje rond.

‘Dat moet ik straks nog iemand laten oprapen’, zegt hij. ‘Dat doe ik nooit zelf. Dat moeten zij doen. We zijn hier niet in Brussel-stad, zeg ik er dan bij.’

ACT 2 15/1/2021, Don Bosco, Sint-Pieters-Woluwe

Ik zag al wel wat talent voorbijkomen in mijn geprivilegieerde artistieke leven. Doch nu en dan word je iets meer dan anders van je sokken geblazen. Dat is zo met Lisette Ma Neza, die me iedere keer midscheeps raakt. Met band, of alleen, met enkel een handvol woorden en een gedicht. Haar stem, haar présence, haar taalgevoeligheid, de manier waarop deze in Nederland geboren Brussellesse het Nederlands bezigt, en god weet welke andere factoren er nog spelen, ze heeft het allemaal.

Hoe je je ook voorbereidt op een les, er is altijd de ­realiteit van de dag die je een beetje pootje lapt. Deze ochtend mag ik de parking van de school niet op. Een politiewagen verspert de ingang.

‘We hebben een bomalarm’, legt een leerkracht die voor de schoolpoort staat me uit. ‘De hele school is ontruimd.’

Hij draagt een overall en bijpassende werkkledij. ‘Dat is de derde keer dit schooljaar’, sakkert hij. ‘Voor de vakantie was het bij onze Franstalige buren, maar toen moesten we ook ontruimen. En nu is het hier.’

‘Aangenaam, ik ben Walter,’ stelt hij zichzelf voor, ‘tijdelijk technisch directeur. Ik ben hier een van de oudsten. Ik was hier al in 1965. Eerst als leerling, daarna als leerkracht.’

‘Welk vak geef je?

‘Mechanica.’

‘Auto?’, gok ik.

‘Nee, gewone. Draaien, frezen, lassen … Dat soort dingen.’

Hoewel het dondert in Keulen, doe ik alsof ik hem begrijp.

‘Waar is iedereen dan naartoe?’

‘Naar het gemeentehuis om de hoek.’

In de verte ziet hij een aantal studenten de straat uitlopen. Hij vloekt tussen neus en lippen. ‘Dat zijn er van ons die proberen te ontsnappen.’ Hij zet het op een lopen, terwijl hij ze naroept.

Ik vind de leerlingen verspreid over het gemeentegebouw. Geen herrie, geen drukte. Ook bommeldingen wennen. Ik ken deze plek. In de kelder bevindt zich een reusachtige theaterzaal. Zo diep onder grond en beton dat de mobiele telefoons er geen signaal meer ontvangen, tot grote ergernis van de acteurs die er aan de slag moeten. Als covid de wereld niet teistert, wordt hier sinds jaar en dag door een bevlogen programmator op maandagavond Nederlandstalig theater geprogrammeerd. Ook al is Woluwé-Saint-Pierre hoofdzakelijk Franstalig, de zaal zit dan steevast vol.

Dirk probeert in overleg met de politiediensten de crisis te beheren. ‘Over een uurtje zullen we wel terug naar de klas mogen.’

‘Een idee wie daarachter zit?’

‘Dat blijkt heel moeilijk te traceren, aangezien er met een buitenlands nummer wordt gebeld, maar ze zijn ermee bezig.’

Dan zegt hij dat hij blij is dat Lisette komt lesgeven.

‘Je mag het mij niet kwalijk nemen, Michael, maar witte mannen die hen komen uitleggen hoe het moet, hebben we wel meer.’

Dat kan ik alleen maar beamen.

‘Kun je leven van je slampoetry?’, wil hij van ­Lisette weten.

‘Ja, voorlopig wel. Het voelt ook niet echt als werken, het is mijn passie.’

‘Ik ben gek op poëzie’, zegt Dirk, die ooit begon als regent Nederlands-Duits. ‘Ik heb thuis nog de ­allereerste affiches van Behoud de Begeerte liggen. Eind jaren 80. Toen ontdekten we dat poëzie ook ­anders kon.’

‘Weten jullie wat slampoetry is?’, vraagt Lisette. ‘Het is poëzie die niet bedacht wordt om gelezen te worden in een boekje, maar voor op het podium. Slam betekent bam. Iemand slaan met verzen. Heel veel slampoëten gaan heel snel, alsof ze kogels afvuren. Dat komt omdat slam vaak in wedstrijdvorm gebeurt. En vaak toont iemand aan het eind een punt op een blad. En in slam, net als in poëzie, werken we met beeldspraak.’

Ze zitten met grote ogen te kijken.

‘Om jullie uit te leggen wat dat is, gaan we eerst een spelletje spelen.’ De helft van de klas moet een woord uitbeelden. De andere helft moet raden. Time’s up noemen mijn kinderen dit soort spelletjes.

Een boekentas, een wonde, een auto, een vaas.

Kenan foetert terwijl hij een vreemd dansje doet. De leerlingen slingeren tevergeefs suggesties naar zijn hoofd.

‘Wat doe jij?’, roept iemand terwijl de rest hem vreemd aanstaart.

‘Wat is het?’, komt Lisette te hulp.

‘BTS’, zegt hij wanhopig. Een populaire K-popgroep bij jongeren. ‘Hoe kan ik BTS uitbeelden?’

‘Zoals jullie dingen hebben uitgebeeld, zo doet poëzie dat ook’, gaat Lisette verder. ‘Beeldspraak betekent dat je iets zegt, maar eigenlijk iets anders wilt zeggen. Als je hard moet huilen, zou je kunnen zeggen: ik huil rivieren van verdriet. Je huilt dan natuurlijk niet écht rivieren, maar iedereen begrijpt meteen wat je voelt en bedoelt. Poëzie vinden we terug bij de oude Grieken en Romeinen, waar Michael het met jullie over had, maar ook in de moderne muziek. Wie houdt er van rap?’

Ze roepen spontaan de namen van hun geliefde artiesten.

Van Homerus en Ovidius zijn we intussen bij ­Zola en ZKR aanbeland. Zij kennen de eerste drie niet. Ik ken de laatste niet. Ze laten ons maar wat graag hun lievelingsmuziek horen. We kijken samen naar een videoclip van Ayb Ratata. De mondmaskers in de video, gefilmd op een Brussels pleintje, verraden dat het om een recent nummer gaat. Daarna is het aan Booba, de wereldberoemde Franse rapper. ‘C’est pas le quartier qui me quitte / C’est moi qui quitte le quartier.’ Daarna gaat het naar Emi Mahmoud, een Soedanees-Amerikaanse slampoëet. Ik vind het ­indrukwekkend.

‘Je kunt slammen over alle mogelijke onderwerpen’, legt Lisette uit. ‘Over liefde, de maatschappij, onrecht, vrijheid, over alles … En jullie hebben allemaal een verhaal. Het is belangrijk om dat te weten. Het is aan jullie om jullie verhaal zelf te vertellen. Anders doen anderen dat voor jullie.’

‘Je kunt slammen over alles. En jullie hebben allemaal een verhaal. Het is aan jullie om jullie verhaal zelf te vertellen. Anders doen anderen dat voor jullie’ - Lisette Ma NezaSlampoet

Na een uurtje willen ze Lisette zelf aan het werk horen.

‘Goed dan’, zegt ze en glimlacht.

‘Ik ben nu de host. Als ik Don zeg, dan gaan jullie Bosco,

Don – Bosco. 1 2 3 slam.’

‘Voici l’histoire de la petite soeur.

Ik ben de dochter van de vluchteling

In Nederland geboren, toch in Afrika gemaakt

In België ben ik de Hollander

In Brabant ben ik de Afrikaan

In Afrika de Europeaan

In Brussel ben ik Lisette.’

Aan het eind beginnen de jongeren spontaan te applaudisseren. Een jongen steekt een blad in de lucht. 9,5 heeft hij er in vette letters op geschreven.

INTERMEZZO: Waarom vindt Brussel geen leerkrachten en wat eraan te doen?

Tijdens het project belt Ans Persoons me op, schepen van Onderwijs en Nederlandstalige Aangelegenheden van de stad Brussel. Ze heeft in de krant over ons traject met de jongeren gelezen en vindt het een fantastisch project. Ik profiteer ervan om haar uit te horen over het Brusselse lerarentekort.

‘Het probleem is helaas niet nieuw’, zegt ze. ‘Heel veel leerkrachten komen uit Vlaanderen, worden na een tijd het pendelen beu en zoeken dan een school dichter bij huis. Alleen wie écht gemotiveerd is en gek is op Brussel en zijn grootstedelijke, superdiverse context houdt het vol. Al mogen we best fier zijn op het Nederlandstalige onderwijs. Heel veel mensen met een migratieachtergrond willen hun kinderen in onze scholen, net omdat ze beseffen dat meertaligheid de beste weg is naar de arbeidsmarkt.’

Op lange termijn gelooft Persoons dat meertalig onderwijs een troef kan zijn. ‘Immersieonderwijs is aan Franstalige kant al een mogelijkheid. Zij gaan daar ver in. Aan Vlaamse kant wordt het jammer ­genoeg tegengehouden.’

‘De oplossing is natuurlijk veel meer representatie in het Brusselse onderwijs. We moeten maken dat jongeren uit de stad ook zelf gaan lesgeven. Brusselse leerkrachten hebben meer voeling met de grootstedelijke realiteit, en dat zeg ik met het grootste respect voor wie elke dag uit Vlaanderen naar Brussel komt om voor de klas te staan. We moeten meer investeren in de kinderen en hen trachten te overtuigen voor een job in het onderwijs te kiezen.’

‘Het klopt dat er te weinig kleur is’, zegt Ann Brusseel, algemeen directeur van de Erasmushogeschool. ‘De relatie tussen school en Brusselse jongeren is problematisch. Wij trekken jongeren met een migratieachtergrond aan voor opleidingen in management (toerisme, hotel, office, red.) en IT, maar niet om voor de klas te staan.’

De leerlingen en hun leerkrachten aan de KVS in Brussel.

Dat probleem is al jaren bekend, zeg ik. Zijn de excuses intussen niet opgebruikt?

‘Het is niet zo makkelijk te remediëren. Ouders die willen dat hun kind de sociale ladder beklimt, kijken naar beroepen met aanzien. Onderwijs heeft niet meer de uitstraling of de autoriteit van vroeger. Dat is ook zo bij les Flamands de souche. Er zijn veel meer meisjes dan jongens die eraan beginnen. Die vervrouwelijking is al jaren een teken aan de wand. Gevolg: te weinig rolmodellen voor de klas.’

Brussels minister Sven Gatz, die bevoegd is voor het Nederlandstalige onderwijs in de Vlaamse ­Gemeenschapscommissie, erkent het probleem. ‘Vanaf maart beginnen we met een campagne die het hele voorjaar zal duren. Daarmee willen we het beroep van leerkracht in de kijker zetten en tonen dat ons onderwijs een fijne werkplek is voor jonge leerkrachten. We willen een positief en realistisch beeld brengen, dat was ook de vraag van verschillende leerkrachten. Die campagne zullen we blijven herhalen tot we op het terrein effectief resultaten zien. En het liefst binnenkort samen met het Franstalige onderwijs in Brussel.’

Moet de lerarenopleiding niet aangepast worden, wil ik nog van Brusseel weten. ‘Leerkrachten die in de grootstad werken, hebben andere kwaliteiten nodig dan in een dorpsschooltje. Misschien moet men niet alleen focussen op een accent en foutloos schrijven, maar er ook rekening mee houden dat iemand de specificiteit van de Brusselse jongeren goed begrijpt. Of talent kan herkennen en stimuleren.’

‘We werken nu aan een taalversterkende lerarenopleiding, zodat de leerkrachten beter kunnen ­begrijpen wat de impact is van de (thuis)taal op het onderwijs. Maar we moeten ook opletten: de taalvaardigheid van de kinderen is flink achteruit­gegaan. Dat zegt ook onderwijsspecialist Dirk Van Damme. In het basisonderwijs zijn de basisvaardigheden minder goed gekend. Er is een strekking die correcte spelling relativeert, daar hoor ik niet bij. Je geeft dan impliciet het signaal dat het allemaal niet zo nauwkeurig hoeft. Het is allemaal belangrijk.’

ACT 3 22-29/1 & februari 2021, Dansstudio Ultima Vez, Zwarte Vijvers & KVS

‘De pogingen op het niveau van management en ­politiek om het beroep aantrekkelijker te maken ­wegen hoegenaamd niet op tegen de perceptie die over onderwijs bestaat’, zucht Dirk Kerckhoven als ik hem de reacties voorleg. ‘Zo’n campagne komt dus niets te vroeg.’ We zitten in een leeg KVS-café. In de zaal naast ons gaat Kristien De Coster met een gedicht van Annie M.G. Schmidt en Paul van Ostaijen aan de slag. ‘Marc groet ’s morgens de dingen.’ ‘Ik ben ervan overtuigd dat de lat hoog moet liggen’, zegt Kerckhoven. ‘Voor leerkrachten én leerlingen. Ik geloof in het model van socioloog Vincent Tinto, die veel onderzoek heeft gedaan naar hispanics in Amerika. Daar bestaat ook een probleem van doorstroming. Zijn uitgangspunt is glashelder: maak de ­ambitie duidelijk en doe er geen toegevingen op. Als je dat wél doet, begint de cascade. Dan maak je er underachievers van. Dan zeggen ze: “We tellen niet mee, we zijn outcasts.” Jongens en meisjes: die berg moeten we op. We dagen jullie uit, maar jullie kunnen erop rekenen dat wij een context creëren om jullie te helpen.’

Hij zucht. ‘Het probleem van ons onderwijs is dat we nog altijd te veel bezig zijn met behaviour en contentmanagement. De hele discussie over leerachterstand die nu woedt, is daartoe terug te brengen. Alsof kennis een blok beton is dat je van de ene mens naar de andere overbrengt. We moeten werkvormen zoeken die meer betrokkenheid stimuleren. Ownership, noemt Tinto het, eigenaarschap. Kinderen moeten zich mee eigenaar van hun project voelen.’

Over één ding zijn Ans Persoons, Ann Brusseel en Dirk Kerckhoven het roerend eens: het is in de eerste plaats terug te brengen tot een sociaaleconomisch probleem.

‘Wanneer gaan we eindelijk voorbij het etnisch-culturele en linguïstische kijken?’, vraagt Kerckhoven zich af. ‘Dirk Geldof (socioloog, red.) heeft daar interessante dingen over geschreven, zeker over ­superdiversiteit. De jongeren die problemen krijgen met absenteïsme en in het cascadesysteem terechtkomen, je kunt het herleiden tot een problematiek van huisvesting, gezondheid, en sociaaleconomische omstandigheden. Daar loert criminaliteit om de hoek. Dat is het grote gevecht op school, elke dag. ­Erop toezien dat de foute dynamiek van de straat het hier niet overneemt.’

‘Erg positief klinkt dat niet. Geloof je er nog in?’

Hij glimlacht. ‘Anders zat ik hier niet. Als we die ambitie kwijt zijn, dan is het boeken dicht.’

Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem ploem ploem.

*

‘Onze compagnie heet Ultima Vez. Dat is Spaans en het betekent “de laatste keer”. We doen alles met passie, alsof elk moment het laatste is.’ Vijf weken lang raast Wim Vandekeybus als een tornado door de zaal, moedigt en spoort hij aan, wijst hen terecht, strooit met complimenten. ‘We werken met dansers van over de hele wereld en we tonen ons werk over de hele wereld. In ons gezelschap worden veel talen gesproken, net als in de stad. Ik ga samen met jullie een verhaal vertellen. Verhalen en verbeelding: dat maakt ons tot mensen. Vroeger werden mensen ook al verliefd, daar schreven ze verhalen over. Jullie ­leven vandaag. Al die verhalen zijn ons geheugen. Daarom is het zo belangrijk ze te blijven delen met een publiek.’

Instemmend geknik.

‘Dansen is een manier om te communiceren, met het lichaam. We gaan eerst onze schoenen en kousen uitdoen. Blote voeten. Zodat jullie weer voelen wat de grond en de vloer is.’

Dansen met Wim Vandekeybus: ‘Ik ga samen met jullie een verhaal vertellen.’

Wat later lopen zo’n twintig jonge pubers, met hun uitdijende en opschietende maar net-nog-kinder­lichamen, door de ruimte. Ze zwaaien met hun ­armen. Ze springen en ze kruipen over de grond.

‘Als je op scène staat, kun je iets spelen wat andere mensen herkennen. Mijn vader is dierenarts. Als kind speelde ik zelf vaak een paard.’ Vandekeybus draaft door de dansstudio. Dan steekt hij zijn handen in de lucht en worden ze een gewei. ‘Maar we hebben ook herten gespeeld. Insecten.’ Hij kronkelt over de grond.

Vandekeybus houdt ze bij de les.

‘Stop met de gsm en leg die op de tafel.’

‘Meneer, mijn mama probeert mij te bereiken.’

‘Je mama weet dat je op school zit.’

‘Maggot brain’ van Funkadelic schalt door de boxen, daarna het opzwepende ‘Flight of the bumblebee’ van Rimski-Korsakov.

‘Niet aan de gordijnen komen.’

Een na een lopen ze diagonaal over de balletvloer, in het spoor van de choreograaf.

Sommige gezwind, andere met de nodige schroom, hier en daar gegrinnik.

‘Je moet niet met alles lachen. In het leven ga je van alles tegenkomen. Kijk en sta open voor de dingen die je te zien krijgt.’

Ik geloof in onderwijs zoals ik in schoolvoorstellingen geloof. Als er bij één of twee kinderen iets gebeurt, als ze écht bewogen worden, dan gebeurt er een aardschok

Na de opwarming wordt er aan karakters gewerkt. Iedereen mag een karakter verzinnen, met één woord. ‘Op toneel kun je alles zijn. Je kunt er iemand anders zijn. Je mag zelf kiezen.’

Oud, sterk, blij, déterminé, lui, timide, elektrisch.

‘Je doet een dansmove die je zelf kiest en je stelt jezelf voor aan de hand van dat ene woord dat je ­gekozen hebt.’

Het zaallicht gaat uit, een theaterspot flitst aan.

‘Ik zie niks meer’, zegt een jongen, onder de ­indruk, terwijl hij zijn hand voor zijn ogen houdt.

‘Dat is niet erg. Jij ziet het publiek niet, maar het publiek kan jou zien. Dit is jouw moment, en dat van jou alleen. Jij bent belangrijk nu. Jij gaat in het licht staan, je neemt je tijd. Je ademt, je beweegt een beetje op die muziek … en je spreekt.’ Een na een komen ze naar voren. Samen met de begeleidende leerkrachten kijk ik bewonderend toe: ze dansen.

EPILOOG

Nee, niet elke les liep van een leien dakje. In acteurskringen bezigt men het gezegde: filmen is wachten.

Wel, lesgeven is dat ook. En geduld is een schone zaak, maar wie mij kent, weet dat ik niet op de eerste rij stond toen het werd uitgedeeld. Hoelang duurt het niet om een volle klas geconcentreerd te krijgen? Hoelang duurt het om je handen te wassen na het plassen? En waarom moeten ze plots met vijftien als er één om vraagt? Acteurs zijn niet de makkelijkste sprekers. Ze eisen volledige concentratie van het publiek. Dat is wennen als je voor een klas bengels staat die niet om je komst gevraagd hebben. Toch zijn de kinderen die ik voor mij zie niet anders dan de mijne, of dan andere kinderen met misschien meer privileges. Op zich al verwonderlijk dat ik dat moet schrijven, het is evident. Onderwijs zou juist moeten werken als sociale lift, en de sociaalecono­mische verschillen tussen leerlingen niet evenredig omzetten in scholingsverschillen.

De oplossingen zijn even complex als evident. Het is maar hoe je ernaar kijkt. Maar als we écht geloven dat kinderen de moeite waard zijn, dan investeren we in hen, en in wie hen moet begeleiden naar de toekomst. Dan herwaarderen we het onderwijs en wie het lef heeft om voor de klas te gaan staan, dan investeren we in de lerarenopleiding die erin slaagt Brusselse jongeren voor de klas te krijgen, en dan zetten we, waar nodig, niet één maar twee of drie leerkrachten in die jongeren met een leerachterstand moeten helpen bij te benen. Dan trekken we daar ­genereus middelen, passie, tijd, geduld en mensen voor uit. Een deel van de problemen die we in de grootstedelijke context op ons pad vinden, zullen ­alvast voor een deel de wereld uit zijn geholpen.

Ik geloof in onderwijs zoals ik in schoolvoorstellingen geloof. Als er bij één of twee kinderen iets gebeurt, iets echts, als ze écht bewogen worden, dan gebeurt er een aardschok. Dan verandert hun wereld voorgoed.

Michael De Cock is artistiek leider van de KVS.

Tekst Michael De Cock Foto’s Fred Debrock
Bron: De Standaard (www.standaard.be) op 13/02/2021

Tekst Michael De Cock, foto’s Fred Debrock | Bron: De Standaard (www.standaard.be) op 13/02/2021 • Onderwijs, School voor Wetenschap en Technologie - Sint-Pieters-Woluwe • geplaatst op 16 februari 2021

VORMING


Schrijf u hier in voor Don Bosco digitaal (nieuwsbrief)

* indicates required