Zoals Don Bosco bedelen voor de jongeren
Colette Schaumont is leken-missionaris in Rwanda en Oeganda. In haar blogs krijg je een blik op de lokale salesiaanse werken.
Een spannende trip naar Namugongo
De voorbije twee weken heb ik samen Hubert, de provinciaal econoom, door Oeganda gereisd om er de verschillende salesiaanse werken te bezoeken: Namugongo, Bombo, Gulu, Palabek, Kamuli. Ons avontuur begon deze keer al aan de grens tussen Rwanda en Oeganda. Omwille van een politiek conflict tussen beide landen mogen Rwandezen van hun regering niet naar Oeganda reizen. Ze worden teruggestuurd aan de grens. Hubert is Rwandees dus hij mag in principe niet binnen. Wij hadden echter een afspraak met twee mensen uit Italië: iemand van de missieprocuur van Turijn en een journalist die meereisde om een reportage te maken. We moesten dus toch trachten het land in te komen. Ondanks dat iedereen voorspelde dat het ons niet zou lukken, zijn we naar de grenspost gereden. Normaal is het heel druk aan zo'n post maar nu lag alles er verlaten bij. Toen we ons aanmeldden was de eerste boodschap zoveel als "doe geen moeite, keer maar terug naar Kigali", althans voor Hubert. Ik mocht de grens wel over, maar dat leek me niet zo'n goed idee. Dus probeerden we met veel diplomatie onze zaak te bepleiten. We werden van manager naar manager gestuurd tot we ergens in de top van de hiërarchie belandden en zowaar ... de man vond dat ik als blanke vrouw niet alleen de baan opgestuurd kon worden in een land dat ik niet kende en waar ik plots links zou moeten rijden in plaats van rechts. Hij was vooral bezorgd dat ik in Kampala zou moeten rijden (later toen ik effectief in Kampala was, begreep ik zijn bezorgdheid). Om een lang verhaal kort te maken, Hubert kreeg de stempel in zijn paspoort en na drie uur palaveren mochten we Oeganda inrijden. We konden het zelf nauwelijks geloven maar ze lieten ons gaan. Vreugdekreten en high fives in de auto! We waren intussen wel uitgehongerd want we hadden vanaf het ontbijt niks meer gehad en het was al na 16 uur. We hebben ergens een eenvoudige lokale maaltijd gegeten (dat kost hier minder dan een euro) en het was gewoon feest. Namugongo ligt heel kort bij Kampala en je moet de stad door om er te geraken. Het verkeer dat je daar ziet en hoe de mensen daar leven, dat valt met geen pen te beschrijven. De wegen zijn verschrikkelijk en het is er altijd chaos en zowat dag en nacht file. Verkeersregels kennen ze niet, verkeerslichten zijn een soort versiering en er wordt bij voorkeur doorgereden als het rood is. Het begrip rijvak is hen totaal onbekend. Iedereen rijdt overal en in alle richtingen. Pure waanzin. Ik begreep ineens helemaal waarom die manager mij niet op mijn eentje naar Kampala wou sturen. Het is ook geen stad waar je als vrouw alleen op stap gaat en er wordt ontzettend veel gestolen. Maar mijn chauffeur had er vier jaar gewoond en was er aan gewend. Tegen middernacht waren we eindelijk op onze bestemming, Namugongo. Een douche en bedje in ... De volgende morgen kon ik het salesiaanse werk gaan verkennen.
Er is een lagere school, een kleuterschool en een opvangverblijf voor straatkinderen, weeskinderen en kinderen die om een of andere reden niet meer thuis kunnen blijven. Bijvoorbeeld omdat een van de ouders overleden is, de andere ouder hertrouwd is en de nieuwe partner de kinderen uit het eerste huwelijk niet wil aanvaarden. Dat blijkt in deze cultuur een veel voorkomend probleem te zijn. Kinderen worden soms mishandeld en lopen weg. Er zijn een 60 kinderen die er nu verblijven maar de salesianen zorgen ook nog voor het schoolgeld en het geld voor het internaat als ze naar de humaniora vertrekken. Zo zijn er nog eens een honderdtal kinderen die ze blijven volgen. Geen simpele opdracht om daarvoor de nodige fondsen te verzamelen. Net als Don Bosco zijn ze hier altijd aan het bedelen voor hun jongens. De levensomstandigheden zijn meer dan sober. Er is nood aan nieuwe toiletten en een sanitair blok. Nu wassen de kinderen zich buiten. In het regenseizoen niet echt een pretje en veel privacy hebben ze niet. Nog meer bedelen dus om een sanitair blok te bouwen.
Bombo bezoeken: een stadje met grote salesiaanse werken
De volgende dag bezocht ik Bombo dat op een goed uur rijafstand ligt en waar de salesianen een groot werk hebben: parochie, oratorio, technische school, secundaire school, internaat voor jongens en voor meisjes. Ze werken ook nauw samen met een grote basisschool die aan hun terrein grenst en waarvan zij ook kinderen opvangen in het internaat.
In Bombo is vorig jaar een slaapzaal van het internaat uitgebrand. Het is al maandenlang behelpen om de jongens toch onderdak te geven. Een brandverzekering is hier geen hulp, het systeem werkt niet in dit land. Veel dat bij ons evident is, blijkt hier toch wel anders te functioneren. Gelukkig is het nieuws aangekomen dat er fondsen gevonden zijn om te herbouwen.
Naar het vluchtelingenkamp Palabek
De volgende dag gingen we onze Italiaanse gasten (een verantwoordelijke van Don Bosco Missione Torino en een journalist) ophalen aan de luchthaven van Entebbe. We vertrokken meteen met hen naar het Noorden van Uganda om te overnachten in de gemeenschap van Gulu. Vandaar konden we dan de dag nadien doorrijden naar het vluchtelingenkamp Palabek waar ook een salesiaanse gemeenschap actief is.
Vroeg in de ochtend vertrokken we naar het kamp. Het ligt in een woestijnachtig gebied met weinig begroeiing. Het is anderhalf uur rijden van de dichtstbijzijnde stad. Zover moeten de mensen ook rijden om bijvoorbeeld te tanken. Tijdens het regenseizoen kan je makkelijk drie uur onderweg zijn vanwege de modder. Het regenseizoen had al weken geleden moeten beginnen maar het laat dit jaar op zich wachten. Het is er bloedheet. Er is weinig beschutting. Meer dan 40 graden op de middaguren, too hot to be true ...
De levensomstandigheden voor de vluchtelingen zijn zeer hard. De getuigenissen die ze geven over de situatie waar ze uit komen grijpen naar de keel. geweld, angst, seksueel misbruik, kindsoldaten ... De meerderheid van de vluchtelingen (meer dan 80 procent) zijn moeders met kinderen. Er zijn ondertussen 4 kleuterscholen (opgericht door de salesianen) en lagere scholen. Er is maar één secundaire school. De zeven klassen hebben telkens meer dan 100 leerlingen. Toch is het een spreekwoordelijke druppel op een hete plaat. Er zijn ruim 40.000 vluchtelingen en er komen er elke dag nog bij. Voor de 12 tot 18 jarigen is er verder niks te doen. Het is niet moeilijk je voor te stellen wat de gevolgen zijn. De salesianen proberen activiteiten voor de jongeren te organiseren (sport en spel, vorming, ...). Er zijn niet zoveel mogelijkheden om iets van inkomen te genereren. Sommigen kappen stenen met de hele familie, vrouwen en kinderen in de bloedhete zon. Een stapel stenen brengt ongeveer 25 dollar op. De stapel op de foto is halfweg. Slavenwerk ... Zie de kinderen rechtsonder die wat rust en verkoeling zoeken in de schaduw.
De salesianen hebben ook een beroepsschool opgestart. Ze is bewust net buiten het kamp gebouwd om de integratie met de lokale bevolking te versterken en om de jongeren de kans te geven even uit het kamp weg te zijn.Er is een groep die in de ochtend les kan volgen en een groep in de namiddag. Zo hebben meer mensen de kans iets te leren. Ze hebben verschillende afdelingen: landbouw, herstel van brommers (meest populaire vervoermiddel in Uganda naast de auto), kappersopleiding, naaiatelier, bouwafdeling ... Na de les schoppen ze hun schoenen uit en wordt er gedanst. Weerbare mensen ....
Verder lezen?
Volg Colette haar blog op www.muhazi.be .