Salesianen tussen straatcriminelen en -kinderen
De politieke, economische en sociale situatie van de laatste jaren in Venezuela heeft geleid tot een toename van de corruptie, de stijging van de voedselprijzen, de schaarste aan goederen, onveiligheid en geweld. De salesianen hebben hun standpunt kenbaar gemaakt: dicht bij de bevolking blijven en het opnemen tegen het gebrek aan vrijheid en de dictatuur die het land ervaart. De salesianen blijven zorg dragen voor de straatkinderen en ondersteunen hen die de jongeren proberen terug uit criminele bendes te halen.
De “Red de Casas Don Bosco” in Venezuela bieden onderdak aan meer dan 1.300 straatkinderen verspreid over 10 voorzieningen. Leonardo Rodríguez, een advocaat en voorzitter van deze vereniging, uit zijn bezorgdheid omdat elke dag volwassenen komen aankloppen die “op zoek zijn naar hun kinderen die hun huis ontvlucht zijn; of ouders die komen vragen om hun kinderen op te vangen in een van de Don Boscohuizen omdat ze niet meer in staat zijn hun kinderen te voeden.”
“het moeilijkste is wanneer je eerst alles in het werk stelt om deze jongeren op te vangen en dat ze daarna vaak in minder dan een jaar tijd gedood worden of in de gevangenis geraken.”
“Bijna een jaar lang hebben we de Nationale Raad voor de Rechten van Kinderen en Adolescenten gevraagd om een nationaal plan op te stellen voor de bescherming van de rechten van kwetsbare kinderen, aangezien dat niet bestaat”, zegt dr. Rodríguez.
In de 20 jaar ervaring met de salesianen heeft de directeur van “Red de Casas Don Bosco” ook minderjarigen ontmoet die lid waren van criminele bendes. Daarbij bevestigt hij dat “het moeilijkste is wanneer je eerst alles in het werk stelt om deze jongeren op te vangen en dat ze daarna vaak in minder dan een jaar tijd gedood worden of in de gevangenis geraken.” In 2013 zijn de salesianen gestart met nieuwe initiatieven in de armste buurten om te voorkomen dat kinderen en adolescenten lid worden van criminele groepen.
Een van de zaken die Rodríguez nooit zal vergeten, is het geval van twee broers van 11 en 13 jaar. “Een oom bracht ze naar een van onze centra in Caracas. Daar kregen ze gedurende twee jaar hulp in onze voorziening. Maar wat volgde, was angstaanjagend : de jongste werd gedood tijdens een bendegevecht en de oudste werd geraakt in zijn hoofd en bleef doof. Het was zielig om hem zo te zien, maar hij bleef naar het Don Boscohuis komen. Het jaar daarop vond de bende hem en doodde hem.”