Mustafa vluchtte uit Syrië: “Don Bosco voelde meteen als familie”
Wanneer Mustafa Ali met een kind op zijn schouders over de grens naar Turkije vlucht, weet hij nog niet waar dat hachelijke avontuur hem zal brengen. In Syrië blijven is geen optie. Op de dag dat zijn broer zwaargewond raakt bij een bomaanslag, is de maat vol. Ze sluiten hun ouders nog één keer in de armen en vertrekken in het holst van de nacht. Ruim een jaar later komen ze in Nederland aan.
Dit is een artikel uit Don Bosco magazine #4. Wil je dit magazine gratis thuis te ontvangen? Inschrijven kan via deze link.
“Je zou kunnen zeggen dat ik via de poorten van Don Bosco Rijswijk de Nederlandse samenleving ben binnengelopen”, glimlacht Mustafa. Ik verbaas mij over zijn schijnbaar oneindig positieve levenshouding en hoe goed hij in vier jaar tijd Nederlands heeft leren spreken. We zitten op een rustig plekje aan de rand van de gracht wanneer Mustafa me zijn verhaal vertelt.
Waarom ben je uit Syrië gevlucht?
“Zoals je waarschijnlijk wel weet, is er sinds 2011 oorlog in Syrië. Voor jonge mannen geldt de dienstplicht, maar omdat ik studeerde aan de universiteit in Damascus kon ik die dans lang ontspringen. Wij zijn echter van Koerdische afkomst en daarmee een grote etnische minderheid in Syrië. Het werd steeds ingewikkelder om langs alle controlepunten te komen zonder opgepakt te worden. Toen mijn broer zwaargewond raakte, was de maat vol. Ook mijn ouders vonden dat het echt tijd werd dat hij en ik uit Syrië vertrokken.”
Hoe was het om je ouders voor het laatst te omhelzen?
“Op het moment zelf besefte ik het niet zo hoor, ik stond op modus ‘overleven’ (stilte). Mijn moeder pakte me vast en huilde. Ze wilde ons niet kwijt, maar wist ook dat blijven geen optie meer was. Het is nu vijf jaar geleden dat ik mijn ouders voor het laatst heb gezien.”
“Als de Griekse kustwacht een half uurtje later was geweest, dan had ik hier niet meer gezeten”
Die nacht zijn jullie bij Turkije de grens over gevlucht?
“Ja, we hadden met een groepje vluchtelingen tot op de minuut uitgekiend wanneer de wissel van de wacht was en precies op dat moment zijn we heel hard gaan rennen. Met een half uur hardlopen zouden we de Turkse grens over zijn. Ik was al best ver toen ik achter mij, in het pikkedonker, een man hoorde roepen. Hij had een kind bij zich en geraakte niet uit een greppel. In een waas van paniek heb ik ze omhoog geholpen, het kind op mijn schouders genomen en verder gerend. In handen vallen van de Turkse grenspolitie was geen optie; dan word je mishandeld en teruggestuurd naar Syrië.”
Wat een nachtmerrie. Hoe ging je vlucht verder?
“We waren amper in Turkije toen alle Europese grenzen werden gesloten voor vluchtelingen, dus was er voor ons weinig uitzicht. De dubbele laag kleding die we aanhadden tijdens de vlucht, was ons enige bezit. Ik heb maandenlang in een Turkse textielfabriek gewerkt voor weinig geld. Twaalf uur per dag, zeven dagen per week deed ik de smerigste klusjes, zoals kleding wassen in gevaarlijke chemicaliën. ’s Avonds kwam ik vaak met bebloede handen thuis, het was geen leven. Uiteindelijk hebben we smokkelaars veel geld betaald om ons via de Middellandse Zee naar Lesbos te brengen.”
Met een gammel bootje ’s nachts op zee. Hoe was dat?
Mustafa staart een tijdje in de verte en geeft dan antwoord: “Het was onwerkelijk. Mijn broer en ik konden niet eens zwemmen en ik probeerde mijn angst te verbergen, maar het water stond ons tot aan de knieën. Aanvankelijk was het doodstil, alsof iedereen de adem inhield. Op een gegeven moment begonnen kinderen te huilen en volwassenen te schreeuwen, sommigen waren hardop aan het bidden. Zelf zag ik alleen maar de ogen van mijn broer en focuste op het rode lichtje van Lesbos; dáár moesten we naartoe. Als de Griekse kustwacht een half uurtje later was geweest, dan had ik hier niet meer gezeten.”
Is dat de reden dat je eind september meedeed aan de Nacht van de Vluchteling?
“Voor een deel wel. Ik bedoel, wat stelt 40 kilometer lopen voor in vergelijking met de doodsangst en ontberingen die vluchtelingen moeten doorstaan? Ik wilde met die actie zoveel mogelijk geld ophalen voor noodhulp, maar ook aandacht genereren voor de vluchtelingencrisis. Lesbos is een verschrikking. Van hygiëne is geen sprake en wij sliepen met z’n drieën in een eenpersoonstentje. Eén van ons hield altijd de wacht, omdat het niet veilig was. Als we überhaupt ontbijt wilden, moesten we om 6 uur in de rij gaan staan.”
Hoe ben je uiteindelijk in Nederland terecht gekomen?
“We zijn ontsnapt uit vluchtelingenkamp Moria, met een schip naar Athene gevaren en daar met een vals paspoort op het vliegtuig gestapt. Bij de eerste vluchtpoging werd ik opgepakt in Athene en had ik jaren celstraf moeten krijgen, maar op de één of andere manier kreeg ik van de rechter maar één nacht celstraf. Ik snap nog steeds niet hoe dat kon gebeuren. De tweede poging lukte wel en zo zijn we met het vliegtuig in Nederland aangekomen. Ik weet nog dat ik me in het AZC (asielzoekerscentrum) in Rijswijk voor het eerst écht veilig voelde.”
Wanneer kwam je in contact met Don Bosco Rijswijk?
“Dat is eigenlijk een gek verhaal. Ik liep op een ochtend rond in het AZC met een kopje koffie en de post. Bij de balie werd ik aangesproken: er stond een bus met kinderen op het punt om naar Don Bosco Rijswijk te vertrekken, maar er waren te weinig mensen om met hen mee te gaan. Ze vroegen of ik wilde helpen en voor ik het wist reed ik met een bus vol kinderen richting Don Bosco Rijswijk. Dit was de eerste keer dat ik buiten de hekken van het AZC kwam. Zo kwam het dat ik bij Don Bosco Rijswijk de eerste voet op Nederlandse bodem zette.”
Hoe heb je dat ervaren?
“Als een warm bad. Ik voelde me direct thuis bij Don Bosco. Ik weet nog dat Marlies (coördinator bij Don Bosco Rijswijk) op me afstapte, vroeg wie ik was en waar ik vandaan kwam. Voor het eerst werd er naar me gevraagd, ik werd gezíen. Vanaf toen ben ik elke week met de kinderen meegegaan naar Don Bosco Rijswijk om te helpen bij de activiteiten. Het voelde direct als een soort familie en dat zijn ze eigenlijk nog steeds voor mij.”
“Ook al is mijn eigen familie ver weg in Syrië, ik voel me deel van de Don Boscofamilie”
Je komt er dus nog regelmatig?
“Jazeker! Ik kom geregeld helpen als vrijwilliger. De jongerenwerkers daar zijn mijn vrienden geworden, met sommige van hen vier ik nog steeds oudejaarsavond. Zij hebben de afgelopen jaren veel voor me betekend en dat is niet veranderd. Ook al heb ik hier bijna niemand van mijn eigen familie en zijn mijn ouders ver weg in Syrië, ik voel me wel helemaal deel van de Don Boscofamilie.”
Hoe ziet jouw toekomst in Nederland eruit?
“Door de oorlog en de vlucht ben ik niet meer de Mustafa van tien jaar geleden. Je vergeet het niet, het verandert je. Ik vind nu andere dingen belangrijk, zoals goed onderwijs voor kinderen. In Syrië is dat vaak niet goed geregeld. Ik kon helaas niet naar de PABO (Pedagogische Academie voor het Basisonderwijs) in Nederland omwille van de taal, maar volg nu de opleiding Sociaal Werk. Die kennis wil ik straks graag gaan inzetten om te kunnen bijdragen aan de sociale ontwikkeling van kinderen. Misschien wel bij Don Bosco”, lacht Mustafa.