“Dankzij de zusters heb ik Wereldoorlog II overleefd”
In een nostalgisch ingericht appartementje vlak bij de Basiliek van Koekelberg ontmoet ik de 89-jarige Annette Apelbaum. Haar muren en meubels zijn rijkelijk gevuld met foto’s en herinneringen van een kleine eeuw werk-en familiegeluk. Toch vinden we uitgerekend in haar boekenkast de zwarte pagina van Annettes levensverhaal: de Tweede Wereldoorlog.
Dit is een artikel uit Don Bosco magazine #4. Wenst u dit magazine gratis thuis te ontvangen? Dan kan u zich hier inschrijven.
Met enige vorm van trots toont Annette me haar verzameling oorlogsmateriaal: boeken, foto’s, krantenartikelen, brieven, noem maar op. “Ik heb mijn hele leven in het Brusselse gewoond”, begint ze haar verhaal. “Mijn ouders zijn in 1925 vanuit Polen geëmigreerd naar België vanwege het groeiende antisemitisme. Ik woonde samen met mijn ouders, broer en zus in een wijk vlakbij het Zuidstation – daar woonden veel Joodse families. Mijn ouders hebben meteen werk gevonden. We voelden ons erg welkom in België.”
Tot het in 1942 in Brussel steeds gevaarlijker werd. Annettes moeder contacteerde het Joods Verdedigingscomité. “Een mooie jongedame kwam me ophalen en bracht me naar het Huis van Barmhartigheid in Heverlee (intussen bekend als Don Bosco Groenveld). Ik was nummer tien, dus een van de eerste Joodse kinderen die door het comité geholpen werd. Vanaf augustus 1942 tot aan het einde van de oorlog verbleef ik in het weeshuis in Heverlee.”
Terwijl ik me met Annette richting Heverlee begeef, heb ik het even moeilijk. Dezelfde route, 79 jaar later. Het lijkt even of ik fictie schrijf, maar niets is minder waar. De zwarte pagina die verteld moét worden.
“Annette Appelmans. Dat was mijn nieuwe naam”, verrast Annette me. Samen wandelen we door de gangen van Don Bosco Groenveld. “Heel veel herinner ik me niet; ik was amper tien jaar. Maar als kind heb ik wel steeds aangevoeld dat er iets niet klopte. Ik wist dat ik tegen niemand moest zeggen dat ik Joods was. Het was wel een hele aanpassing om hier opeens te moeten leven. Ik moest wennen aan de andere opvoeding en de christelijke gebeden uit mijn hoofd leren, werd gedoopt en kreeg lessen over het katholieke geloof. Ik heb zelfs een examen moeten afleggen voordat ik mijn communie mocht doen.”
Ondanks de dreigende oorlogssituatie ging het leven gewoon door. “We kregen les, hielpen aardappelen schillen, maakten poppen van lappen stof of speelden toneel. Het leven ging inderdaad door. Maar soms hoorden we de vliegtuigen overvliegen en vielen er bommen in de buurt van het klooster. Dan werd het te gevaarlijk en moesten we naar de kelders om te schuilen.”
Bang is Annette nooit geweest. “De zusters wisten dat ik Joods was, toch zeker de hoofdzuster”, legt ze uit. “Maar niemand anders wist dat, zelfs de andere kinderen niet. Wanneer de Duitsers binnenvielen, nam de hoofdzuster dat gesprek voor haar rekening. Intussen werden de Joodse kinderen verstopt op zolder of langs de kelder naar de velden gebracht. Alle Joodse kinderen in het weeshuis hebben de oorlog overleefd.”
“Mijn vader stierf in 1943 in Frankrijk, mijn moeder verdween naar Auschwitz”
Hoewel de zusters hun uiterste best deden, werd het thuisfront toch gemist. “Soms legde een zuster snoepjes op mijn bed, een andere zuster vertelde voor het slapengaan verhaaltjes die eindigden met ‘en ze trouwden en kregen veel kinderen’. Eén zuster sprak zelfs eens een woordje Jiddisch met mij.” Een glimlach verschijnt. “Maar inderdaad, ik miste mijn familie”, zucht Annette. “Mijn vader is in 1940 naar Frankrijk gevlucht. Zonder mijn moeder, want zij wilde niet mee met drie jonge kinderen. In 1943 is hij in Montpellier gestorven. Mijn mama kwam nooit op bezoek in het klooster. Dat was te gevaarlijk, want ook zij leefde ondergedoken. In 1944 is ze tijdens een vluchtpoging ten val gekomen en in het ziekenhuis beland. Toen ze hersteld was, werd ze gearresteerd en naar Auschwitz gebracht. Ik heb haar nog kunnen bezoeken in het ziekenhuis. Daarna heb ik haar nooit meer gezien.”
Toch heeft de zwarte pagina ook een gouden randje, want Annette overleefde de oorlog. Intussen geniet ze al een aantal jaren van haar pensioen na meer dan 45 jaar gewerkt te hebben voor de ambassade in Luxemburg, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Europese Commissie. Haar tijd in Heverlee is ze nog niet vergeten. “Ook na de oorlog bleef ik contact houden met enkele zusters van het Huis van Barmhartigheid (die orde sloot in 1966 aan bij de zusters van Don Bosco) en in 2013 nam ik het initiatief om een medaille te laten uitreiken aan het klooster. Het is dankzij de zusters dat ik nog leef en daar kan ik hen niet genoeg voor bedanken. Dankzij hen sta ik hier vandaag nog en kan ik terugblikken op een mooi leven. Er zijn altijd goede mensen, dat is wat onthouden moet worden van mijn verhaal.”