Profeet Google
Opiniestuk over het belang van religieuze vorming bij jongeren, geschreven door Brecht Nuyts, hoofdredacteur van Don Bosco Media en voormalig godsdienstleraar.
Reporter Rudy Vranckx interviewt in 2015 deradicaliseringsambtenaar Moad El Boudaati voor de Canvas-documentaire ‘Mijn Jihad’. De oorlogsjournalist wil weten waarom meer dan 400 Belgische jongeren vertrokken naar Syrië om er te vechten voor het kalifaat. El Boudaati windt er geen doekjes om als Vranckx hem vraagt naar de oorzaak van het probleem: “Er was geen platform waar jongeren terecht konden,” ondanks de noodsignalen aan ouders, leerkrachten en het stadsbestuur. Ze stelden zich vragen over het geloof en de samenleving en dachten in geweld een oplossing te vinden.
Vier jaar later ligt de documentaire stof te vergaren in het rijkgevulde VRT-archief. Terwijl de jihadi’s van toen stilletjes aan terugkeren, is het bij ons nog steeds te moeilijk om met elkaar over problemen te praten. In een samenleving waar het vertrouwen in elkaar zoek is, investeert de overheid in technologie en bewaking zodat ze kunnen ingrijpen wanneer de situatie uit de hand zou lopen. Deze politiek oogt dan wel stoer, maar in feite steunt ze op angst. Militairen bewaken de hipste winkelstraten, betonblokken verhinderen aanstormend verkeer op marktpleinen en slimme camera’s houden een oogje in het zeil als de agent ze even sluit.
Momenteel staat het aantal uren godsdienst in het secundair onderwijs ter discussie. Enkele partijen stellen voor om ze te halveren. Welk nut hebben die godsdienstlessen? Toch gaat het voorstel voorbij aan een groeiend probleem dat je bijna niet kunt onderschatten: er is te weinig ruimte voor jongeren om openlijk over het leven, de samenleving en God te praten. In hun levensbeschouwelijke ontwikkeling staan onze jongeren er steeds meer alleen voor. Ik heb zelf godsdienst gegeven en weet wat ze kunnen betekenen voor jongeren in hun zoektocht naar zin.
Lang niet alle vragen van een puber zijn welkom binnen de welomlijnde lespakketten. In mijn pubertijd was dat niet anders en daarom stelde ik ze aan Google. Gelukkig voor mezelf en mijn directe omgeving, nam ik de meeste websites met een korreltje zout. Dat had weinig met mediawijsheid te maken, want toen kon een kinderoog de louche websites onderscheiden van de degelijke. Vandaag ligt dat anders. Het mediabudget van extremistische organisaties gaat al jaren de hoogte in, terwijl gematigde organisaties op dat vlak vaker kiezen voor gematigde investeringen. Als ik me dan toch liet vangen, waren het mijn ouders en vrienden die me bijstuurden. Jammer dat vandaag niet elke jongere kan rekenen op zulke reddende engelen.
Ooit trachtte een docent mij te overtuigen dat je op Google de zin van het leven niet kunt vinden. Toch vindt hij die dat niet gelooft met slechts enkele clicks antwoorden op àl zijn vragen. Ook over zijn geluk of ongeluk, van wie hij wel of van wie hij niet mag houden en zelfs hoe hij in de hemel geraakt. Lang niet alle content is gecreëerd met eenzelfde bedachtzaamheid als die van een gekwalificeerde godsdienstleerkracht. Als jongeren steeds minder ondersteuning krijgen en op hun eentje een levensbeschouwelijke visie moeten ontwikkelen, welke richting gaan ze dan uit? De weg die Google aanwijst? De zoekmachine is dan wel een klein wereldwonder, maar met gegronde redenen heeft ze nog steeds geen pedagogisch bekwaamheidsbewijs. Wie nog mocht twijfelen, google it!