“Jongeren al in het lager onderwijs van STEM laten proeven”
Er is in Vlaanderen een tekort aan leerlingen die afstuderen in een STEM-richting. Opmerkelijk, want er is in de samenleving wel een stijgende vraag naar wetenschappelijke en technische beroepsprofielen. Vooral het aandeel van afgestudeerden in een STEM-richting in het tso en bso is te laag, terwijl zich daar net de meeste STEM-richtingen bevinden.
Dat onderzochten Mona De Smul en Margo Dewispelaere van vzw SODAplus. In een opiniestuk in Knack lichten ze een en ander toe. “Ondanks de vele initiatieven van de overheid en van de scholen om STEM aantrekkelijk te maken, zien we weinig verandering. De vraag hoe we dit kunnen aanpakken, blijft dus zowel dringend als prangend actueel. Al lijkt het duidelijk dat een groot probleem zich bevindt bij het imagoprobleem van tso- en bso-scholen. Want waarom kiezen jongeren wél voor STEM in aso, maar niet in tso of bso?
(On)bewuste keuze?
In haar onderzoek vroeg vzw SODAplus aan 157 jongeren uit STEM-richtingen van alle onderwijsvormen (aso/tso/bso) waarom ze kozen voor de studierichting waar ze nu in zitten. “Volgens ons onderzoek blijft interesse de belangrijkste reden om te kiezen voor STEM. Zowel voor hun keuze in het eerste jaar (80,65%) als in de derde graad (89,81%)”, vertelt Mona De Smul. “De weinige leerlingen die kiezen voor STEM, doen dit dus wel met volle goesting. Het is wel belangrijk om aan te geven dat slechts de helft van de leerlingen aangeeft dat die interesse gegroeid is vóór de start in hun studierichting.”
Met andere woorden: de keuze voor STEM is niet altijd bewust. “Meer dan de helft van de jongeren (58,06%) kiest vanuit onwetendheid. Pas tijdens het leerproces ontdekken leerlingen hoe plezant en uitdagend de STEM-wereld is. Dat is jammer, want als jongeren al vroeger voelen dat hun interesse bij STEM ligt, en hierin ondersteund worden wat betreft de mogelijkheden, dan zou de instroom in STEM-richtingen misschien groter zijn.”
Eerdere kennismaking
“De ambitie moet zijn om jongeren al zo vroeg mogelijk in contact te laten komen met techniek. Wij geloven dan ook dat de focus wat vroeger gelegd mag worden, al in het lager onderwijs bijvoorbeeld. STEM is namelijk niet zo moeilijk: eigenlijk start het met een probleem uit het echte leven waar we op botsen, en een oplossing voor moeten vinden. Dit prikkelt de nieuwsgierigheid van jongeren.”
“Ook de praktijkcomponent van STEM-richtingen mag meer aan bod komen. Heel wat leerlingen zijn praktisch aangelegd en zijn dan ook benieuwd in welke richtingen ze hier later iets mee kunnen doen. 55,48% van de jongeren in ons onderzoek koos voor STEM omwille van de praktijkcomponent. Hierop kan al vanaf het lager onderwijs op ingezet worden door meer te informeren en expliciete linken te leggen met alle mogelijkheden.”
“Daarnaast kan het uitnodigen van vakmensen, onderzoekers of rolmodellen uit het STEM-werkveld heel wat jongeren in het lager onderwijs motiveren om een keuze te maken voor een technische richting. Iemand heel gemotiveerd over zijn job en de daarbij horende richting zien praten, kan al snel iemand inspireren om hetzelfde te doen.
Reputatieverschil
“Ons onderzoek brengt nog één ander groot probleem aan het licht”, besluit Mona De Smul. “De opvatting dat tso en vooral bso 'minder goed' zijn dan aso. Leerlingen worden in het lager onderwijs nog steeds aangezet om aso te proberen (door ouders of hun leerkrachten lager onderwijs), je kan namelijk nog altijd 'zakken'.”