Willem Vermandere is al jaren kind aan huis bij Don Bosco
Al van voor de eeuwwisseling verblijft artiest Willem Vermandere (82) regelmatig in de salesiaanse gemeenschap in Gent. Wat begon als een nood groeide uit tot een hechte vriendschap. “Vorige week ben ik er nog geweest”, start Willem het gesprek. Een gesprek dat al snel zal evolueren tot een babbel over geloof, werk en leven. Maar vooral: een gesprek dat meermaals onderbroken zal worden door Willems ‘vertellementen’.
Dit artikel kan je lezen in Don Bosco Magazine. Ontvang je dit gratis tijdschrift nog niet? Dan kan je je hier inschrijven. Er is van dit artikel ook lesmateriaal beschikbaar.
Het is al tijdje geleden dat ik het woord ‘pittoresk’ nog in de mond genomen heb, maar terwijl ik onder een stralend zonnetje door de velden en straten van Steenkerke dwaal, mompel ik binnensmonds dat dát het woord is dat ik zal gebruiken om het dorp en de woonplaats van Willem Vermandere zo correct mogelijk te beschrijven. Recht tegenover de kerk van het pittoreske – here we go – Steenkerke staat Willems vrouw me al op te wachten. “Jij bent Tim? Welkom, kom binnen!” Terwijl ik neerplof, merkt Willem mijn meegenomen platenverzameling al op. “Om te handtekenen? Geef maar.” De platen komen van één van mijn betere vrienden – het bewijs dat Willems muziek tijdloos is en ook de jongere generatie nog steeds weet te boeien. “Op de plaats waar je nu zit, is de vloer uitgesleten.” Ik merkte het al op. “Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwamen hier duizenden soldaten, op weg naar het front, hun voeten warmen. De uitgesleten vloer getuigt van hun talloze laarzen.” Wanneer Willem begint te vertellen, lijkt het net of ik bij Don Bosco himself ben binnengewandeld. Een oude herberg uit 1864, een hartelijke Mamma Margherita die net een kopje koffie voor mijn neus zet en een man die kan vertellen als de beste. (lees verder onder de foto)
Zanger, muzikant, beeldhouwer, schilder … Je bent het allemaal, maar mag ik je ook verteller noemen?
“Je kan maar zijn wie je bent, hé. (lacht) De vertelling, ik noem het graag vertellementen, is enorm krachtig. Iets onnozels of banaals waar toch een boodschap inzit. Maar wat ik nu precies ben? Dat weet ik zelf niet. Een verteller, een zanger die beeldhouwt of een beeldhouwer die zingt? Geen idee. Ik doe datgene waardoor ik gedreven word.”
“Zonder de Salesianen had ik waarschijnlijk moeten stoppen met zingen”
Je bent intussen 82 jaar, maar een maand geleden stond je nog alles te geven op de Gentse Feesten.
“Er zijn twee Willems. De extraverte Willem en de introverte Willem. Introvert bouw ik mijn koninkrijk op: in stilte werken, lezen en bijleren. Extravert word ik van zodra ik het podium opstap; dan zal ik alles geven. Het gaat erom een mooi evenwicht te vinden. Dus ja, zelfs op mijn 82ste treed ik nog graag op. Al moet ik wel toegeven dat ik zonder de Salesianen waarschijnlijk had moeten stoppen met zingen.”
Hoezo?
“Dat is een lang verhaal. Al jarenlang komen ik met mijn muzikanten samen in Gent om van daaruit te vertrekken richting ons optreden: Hasselt, Maaseik, Nederland, … We hadden in Gent een geschikte carpoolparking gevonden naast de school van Don Bosco. ’s Nachts kom je daar weer aan na een optreden en dan stapt iedereen in zijn auto, op naar huis. Maar zoals je zegt, ik word ouder en voor mij was dat allemaal niet zo vanzelfsprekend. Ik heb vaak gedacht dat het toch fijn zou zijn als de paters daar een bed ter beschikking hadden. Op een dag ben ik binnengewandeld met de vraag of die mogelijkheid er was. ‘Natuurlijk, Willem. Welkom! Als je wil, kan je ook blijven eten. Je moet gewoon het papier invullen.’ Ik was overdonderd. De gastvrijheid en vanzelfsprekendheid waarmee ik ontvangen werd, was prachtig. Dat gevoel bracht me terug naar mijn eigen jonge jaren.” (lees verder onder de foto)
Je bedoelt je periode in het klooster?
“Klopt, ik heb zelf 4,5 jaar in het klooster gezeten, op weg om Oblaat te worden. Toen ik bij de Salesianen binnenkwam, voelde het opnieuw een beetje als thuiskomen. Die warme ontvangst is intussen uitgegroeid tot een heel mooie vriendschap en ik voel me daar thuis. En natuurlijk is mijn vrouw blij dat ik ’s nachts niet meer alleen in de auto zit.” (lacht)
Als die nostalgie je zo raakt, waarom ben je dan niet in het klooster gebleven?
“Goh… We verschillen te veel op vlak van theologie en godgeleerdheid. Mensen vragen me soms of ik nog gelovig ben. Ik vraag dan wat ze daarmee bedoelen. ‘Kort en bondig: als je dood bent, is het dan gedaan of niet?’ Is dat alles? Is dat geloof? Dat weet ik niet en niemand op de wereld weet daar iets van. Er zijn altijd mensen met verbeelding geweest die verhalen gecreëerd hebben. Dat we onze vader en onze moeder zullen terugzien, dat je gestorven kind je opwacht in het paradijs. Dat zijn mythes en fabels om je te troosten. Ik geloof al lang niet meer letterlijk dat Maria maagd en moeder was, of dat Lazarus door Jezus weer opgewekt werd uit de doden. Maar er zit wel kracht in die verhalen, een ander soort waarheid. ‘Hoed u voor de tirannie van de letterlijkheid’, zei Salman Rushdie ooit. Ik denk dat priesters daarmee worstelen. Als je professor in de theologie bent, hoe moet je daar dan in godsnaam mee omgaan?”
“Ik ben een soort priester met een vrouw, vier kinderen en een ongelooflijke vrijheid”
We moeten de Bijbel dus anders interpreteren?
“We mogen het kind ook niet met het badwater weggooien. De Bijbel heeft een schat aan verhalen … Op een dag spreekt Jezus de mensenmassa toe wanneer hij hen vraagt of ze niet naar huis moeten om te gaan eten. ‘Neen, rabbi, vertel verder. Wat jij vertelt is eten en drinken.’ Wat maken ze daarvan? Een jongetje heeft twee broodjes en twee visjes en wanneer hij ze uitdeelt, blijft het eten maar komen. Zelfs wanneer iedereen goed gegeten heeft, is er nog over! Een mirakel! Dat is een plezant verhaaltje, maar we vergeten de echte boodschap: wat je vertelt, is eten en drinken. En dat geldt voor al die verhalen. Maar die letterlijkheid …”
Die denkwijze botst met jouw manier van denken?
“Ik ben de laatste die kritiek zal uiten op een andere manier van geloven. De Salesianen zijn prachtige mensen. Ze maken mijn werk makkelijker en verzorgen mij. Waar heb ik dat aan verdiend? Maar we zijn bezig over God en als je over God spreekt, moet je oppassen. Zijn mysterie is ondoorgrondelijk. Als de hele wereld zou vol staan met windmolens en iedereen op die manier zijn eigen energie kan opwekken, dan zal God de wind misschien afschaffen. (stilte) Maar neen, het klooster was niets voor mij. Na een jaar noviciaat, twee jaar filosofie en anderhalf jaar theologie was het voor mij genoeg. Ik was aan het beeldhouwen geslagen. Ik wilde componeren, tekenen en schilderen. Ze wisten daar niet wat ze met mij moesten doen: ‘Willem, je mag je studie niet verwaarlozen.’ Studie? Dat was voor mij iets veraf. Maar ik zie mezelf niet als mislukte pater. Ik heb mijn eigen manier gevonden. Ik ben een soort priester met een vrouw, vier kinderen en een ongelooflijke vrijheid en creativiteit. Als een priester geen artiest is, ontbreekt er iets. En omgekeerd. Als artiest moet je ook een beetje priester zijn. Ik vind het de taak van de artiest, net als van de priester, om het mensdom te troosten. We moeten elkaar respecteren, ook al hebben we een andere toegangspoort tot het grote mysterie.”
Zien we die priester dan ook in jouw werk?
“Achter mijn werk en mijn liedjes zit natuurlijk een betekenis, maar je mag niets maken met de gedachte: ‘Nu ga ik eens mensen onderrichten.’ Stil maar. Wees jezelf. Wie en wat zijn mijn bronnen? Mijn vader, mijn moeder, mijn hele verleden. Mijn vader heeft een grote rol gespeeld. Mijn moeder ook, maar meer in het verborgene. Ik zat bij de paters Oblaten op school en om de paar maanden kwam ik met mijn rapport naar huis. Mijn vader heeft dat nooit bekeken. Dat maakte hem niet uit. Het enige dat hij vroeg, was: ‘Speel je soms nog eens op je klarinet?’ Prachtig toch? Dat is spiritualiteit. Onlangs zag ik een oude vriend van me en hij zei me dat ik een mooi liedje over corona had gemaakt. Ik viel uit de lucht. Hij had het over Psalm, een liedje van vijftig jaar oud. Ik ben dat gaan opzoeken in mijn archief en inderdaad: je kan dat zo interpreteren. Dat lied is een deel van mijn religieuze verleden, een deel van mijn identiteit. Je moet niet vluchten voor jezelf. Alles wat je ooit was en geschreven hebt, zijn krachtbronnen. Je ne regrette rien.”
“Als je op je zoektocht in de wereld een kostbare parel gevonden hebt, ga dan naar huis en koop die parel”
Hoe ben je dan uiteindelijk van priester in opleiding omgeschoold tot artiest?
“Na mijn filosofie ben ik een jaar in het leger geweest. Daar heb ik me kunnen ontplooien als beeldhouwer. Ik herinner het me nog perfect. Opeens riep de verantwoordelijke officier me op zijn bureau: ‘Soldaat Vermandere, ik heb gehoord dat jij beeldhouwer bent?’ ‘Ja, ik kap in hout en steen. Jammer dat ik nu een jaar verlies en niet kan werken.’ ‘Wie zegt dat? Je moet je talenten ontplooien, dat is het enige dat wij hier vragen.’ Hij nam me mee naar een ruime kamer achter de keuken waar een massieve, eikenhouten tafel stond: ‘Kun je hier werken?’ Een week later zat ik daar met mijn hamer en beitels te kappen in blokken hout. De officier vond een achterdeurtje en ik werd vrijgesteld van militaire dienst. Ik kon mijn ding doen. Na dat jaar kwam ik weer in het klooster terecht, waar de focus op mijn studie lag. De deur ging weer op slot en toen is mijn frank gevallen: ik zit hier niet op mijn plaats. Toen ik de deur van het klooster achter me dichttrok, ben ik Godsdienstwetenschappen gaan studeren, want aan mijn kloosteropleiding had ik niets. Zo ben ik godsdienstleerkracht geworden. Dat waren de drie zwaarste jaren van mijn leven, maar het is wel voor de klas dat ik verteller geworden ben. Ik kon de kinderen niet stilhouden zonder te vertellen. Ik heb daar moeten vertellen, tot zeven uur per dag.”
Jouw talenten hebben dus eigenlijk jouw levensweg bepaald?
“Dat klopt. Mijn talenten zijn mijn wegwijzers. Het zijn je talenten die zeggen waar je naartoe moet en je moet niet wachten tot je vijftig bent om je ding te doen. Als je op je zoektocht in de wereld een kostbare parel gevonden hebt, ga dan naar huis en koop die parel. Als je ontdekt waarvoor je geboren bent, schuif de ballast aan de kant en volg je talenten. Ga niet stilzitten, want stilzitten is doodgaan. Een priester kan niet stoppen met priester zijn, een goede leraar blijft altijd leraar en een artiest … blijft artiest.”
Om dit artikel gepast af te sluiten, rond ik graag af met één van Willems vertellementen:
Diep onder de grond was eens een jonge mol aan het wroeten. Op een dag zei de mol: ‘Weet je? Ik blijf hier niet heel mijn leven wroeten onder de grond … Ik wil hogerop!’ En hij slaagde erin een gat te maken. ‘Ik ga trouwen met het allermooiste en allergrootste dat bestaat’, zei de mol. ‘Zelfs het schoonste is niet goed genoeg.’ Toen hij eindelijk aan het oppervlak kwam, zag hij de zon. ‘Ik ga trouwen met de zon’, zei de mol. ‘Met mij trouwen?’, vroeg de zon. ‘Ja!’, riep de mol vastberaden. ‘Ik ben zeer machtig’, zei de zon, ‘maar pas op: als er een dikke wolk passeert, kan ik niets meer doen.’ De mol dacht na. ‘Dan trouw ik wel met die wolk”, zei hij. ‘Met mij trouwen?’, vroeg de wolk. “Dat kan, maar ik weet niet of ik je altijd trouw zal blijven. Als er een windvlaag komt, zal je me niet kunnen tegenhouden.’ De mol zuchtte. ‘Oké, dan trouw ik met de wind’, riep hij luidop. ‘Dat zou tof zijn’, giechelde de wind. ‘Wij gaan samen de hele wereld omverblazen. Dat doe ik het liefst! Maar ik moet wel iets bekennen. Ik ben al jaren in het Oosten tegen een Boeddhabeeld aan het blazen, maar ik krijg het maar niet omver geblazen …’ De mol raakte gefrustreerd en besloot dan maar met Boeddha te trouwen. ‘Dat mag je zeker’, zei het Boeddhabeeld, ‘maar ik zou toch nog eens goed nadenken. Diep onder mijn fundamenten is er namelijk iets dat niet klopt. Een kolonie mollen is mijn fundamenten aan het slopen.’ ‘’t Is goed’, zei de mol, ‘ik trouw wel met een mol.’